3.3 Avaricum
Avaricum wordt niet platgebrand
"Omnium consensu hac sententia probata uno die amplius xx urbes Biturigum incenduntur.
Hoc idem fit in reliquis civitatibus: in omnibus partibus incendia conspiciuntur;
quae etsi magno cum dolore omnes ferebant, tamen hoc sibi solati proponebant,
quod se prope explorata victoria celeriter amissa reciperaturos confidebant.
Deliberatur de Avarico in communi concilio, incendi placeret an defendi. Procumbunt
omnibus Gallis ad pedes Bituriges, ne pulcherrimam prope totius Galliae urbem,
quae praesidio et ornamento sit civitati, suis manibus succendere cogerentur:
facile se loci natura defensuros dicunt, quod prope ex omnibus partibus flumine
et palude circumdata unum habeat et perangustum aditum. Datur petentibus venia
dissuadente primo Vercingetorige, post concedente et precibus ipsorum et misericordia
vulgi. Defensores oppido idonei deliguntur."
"Deze zienswijze werd eenstemmig door allen goedgekeurd: op één dag werden ruim twintig steden van de
Bituriges in brand gestoken. Dit zelfde gebeurde ook bij de overige stammen. Overal zag men branden.
Hoewel allen dit met groot verdriet verdroegen, stelden zij zichzelf toch troost voor ogen omdat zij erop
vertrouwden, nu de overwinning bijna zeker was, dat ze snel hun verlies zouden goedmaken. In de algemene
vergadering werd beraadslaagd over Avaricum:
wilde men het in brand steken of het verdedigen? De Bituriges lieten zich vallen voor de voeten van al
de Galliërs opdat ze niet gedwongen zouden worden die stad, bijna de mooiste stad in heel Gallië, die
tot bescherming en pronkstuk van de stam diende, eigenhandig in brand te steken. Ze zeiden dat ze haar
door haar natuurlijke ligging gemakkelijk zouden kunnen verdedigen aangezien ze bijna aan alle kanten
was omgeven door een rivier en een moeras en ze had slechts één enkele en zeer nauwe toegangsweg.
Hun verzoek werd ingewilligd. Nadat Vercingetorix het eerst had afgeraden, gaf hij later toe door hun
smeekbeden en door het medelijden van het volk. Geschikte verdedigers werden voor de stad uitgekozen."
De verdediging van Avaricum
"Singulari militum nostrorum virtuti consilia cuiusque modi Gallorum occurrebant, ut est summae genus
sollertiae atque ad omnia imitanda et efficienda, quae ab quoque traduntur, aptissimum. Nam et laqueis
falces avertebant, quas, cum destinaverant, tormentis introrsus reducebant, et aggerem cuniculis
subtrahebant, eo scientius quod apud eos magnae sunt ferrariae atque omne genus cuniculorum notum atque
usitatum est. Totum autem murum ex omni parte turribus contabulaverant atque has coriis intexerant.
Tum crebris diurnis nocturnisque eruptionibus aut aggeri ignem inferebant aut milites occupatos in opere
adoriebantur, et nostrarum turrium altitudinem, quantum has cotidianus agger expresserat, commissis
suarum turrium malis adaequabant, et apertos cuniculos praeusta et praeacuta materia et pice fervefacta et
maximi ponderis saxis morabantur moenibusque appropinquare prohibebant."
"Door allerlei soorten listen van de Galliërs trachtten de uitzonderlijke moed van onze soldaten te
verlammen aangezien ze een volk zijn met een buitengewone vindingrijkheid en uiterst geschikt zijn
om alles wat hun wordt aangeleerd na te bootsen en zelf te maken. Want ze weerden de muurzeisen af
met strikken, die ze, wanneer ze die hadden vastgemaakt, met windassen naar binnen terugtrokken. En
de belegeringsdam werd ondermijnd, en dat met des te meer kunde omdat zich bij hen grote ijzermijnen
bevonden en er alle soorten van mijngangen bekend en aangewend zijn. Daarbij hadden ze de ganse muur
overal met uit verscheidene verdiepingen bestaande torens bezet, die ze met dikke huiden hadden bekleed.
Vervolgens staken ze bij talrijke uitvallen overdag en 's nachts, de dam in brand of vielen de soldaten
aan die aan de schansarbeid waren. Naarmate het dagelijks werk aan de belegeringsdam onze torens hoger
deed oprijzen, maakten ze hun torens even hoog door er hoekbalken bij op te timmeren. Ze trachtten het
openen van de mijngangen te beletten door in het vuur geharde en van voren gepunte palen, door kokend
pek en door zeer zware stenen en ze verhinderden ons de muur te benaderen."
De verdediging van Avaricum
"Hostes re nova perterriti muro turribusque deiecti in foro ac locis patentioribus cuneatim constiterunt,
hoc animo ut si qua ex parte obviam contra veniretur acie instructa depugnarent. Ubi neminem in aequum locum
sese demittere, sed toto undique muro circumfundi viderunt, veriti ne omnino spes fugae tolleretur, abiectis
armis ultimas oppidi partes continenti impetus petiverunt, parsque ibi, cum angusto exitu portarum se ipsi
premerent, a militibus, pars iam egressa portis ab equitibus est interfecta; nec fuit quisquam, qui praedae
studeret. Sic et Cenabi caede et labore operis incitati non aetate confectis, non mulieribus, non infantibus
pepercerunt. Denique ex omni numero, qui fuit circiter milium XL, vix DCCC, qui primo clamore audito se ex
oppido eiecerunt, incolumes ad Vercingetorigem pervenerunt. Quos ille multa iam nocte silentio ex fuga excepit,
veritus ne qua in castris ex eorum concursu et misericordia vulgi seditio oreretur, ut procul in via dispositis
familiaribus suis principibusque civitatum disparandos deducendosque ad suos curaret, quae cuique civitati pars
castrorum ab initio obvenerat."
"De vijanden werden, door die onverwachte wending hevig verschrikt, van de muur en van de toren gedreven:
ze stelden zich op de markt en de pleinen op in wigvorm, met deze bedoeling dat als men van ergens hen vijandig
tegemoet zou komen, ze in gevechtsformatie een beslissende slag zouden leveren. Toen ze zagen dat niemand naar
de vlakke bodem afdaalde, maar dat de gehele muur langs alle kanten volstroomden, vreesden ze dat de hoop op de
vlucht helemaal opgeheven zou worden. Nadat ze hun wapens hadden weggegooid, haastten ze zich in een onafgebroken
snelle vaart naar de buitenrand van de vesting. Daar werd een deel van hen, toen ze zich verdrongen in de nauwe
uitgang van de poorten, door de soldaten gedood; een ander deel die reeds buiten de poorten waren geraakt, werden
door de ruiters om het leven gebracht. Er was niemand die uit was op buit. Zo opgewonden waren onze soldaten door
de slachting te Cenabum en hun moeizame arbeid, dat zij noch ouderen van jaren, noch vrouwen, noch kinderen spaarden.
Tenslotte geraakten er van het ganse totaal, dat ongeveer 40.000 bedroeg, nauwelijks 800 mannen, die bij het eerste
geschreeuw de vesting uitgestormd waren, ongedeerd tot bij Vercingetorix. Deze nam de vluchtelingen pas laat in de
nacht in stilte op, uit vrees dat er een opstand zou ontstaan door hun toeloop in het kamp en door het medelijden van
het volk. Door zijn vertrouwden en stamhoofden ver op de weg te stationeren, zorgde hij ervoor dat de vluchtelingen
geïsoleerd werden en bij hun volk gebracht werden, in dat deel van het kamp vanaf het begin aan elke stam toegewezen."