4.1.2 Het Gallische leger
4.1.2.1 De grote verschillen met de Romeinse legioenen
A) Sterkte van de troepen
In tegenstelling tot Caesars legioenen, door discipline gekneed tot een unieke kracht, vormden de Gallische tegenstanders nooit één legerkorps. Zelfs de hulptroepen die zich naar Alesia hadden gehaast om Vercingetorix te ontzetten, waren onder een viervoudig commando geplaatst. Caesar legde eerst en vooral het accent op het enorme troepenaantal van zijn vijanden:
Helvetii + bondgenoten | 92.000 mannen |
"Belgische" bond van 57 v. Chr.:
|
|
Bellovaci | 100.000 mannen |
Suessiones | 50.000 mannen |
Nervii | 50.000 mannen |
Atrebates, Menapii, Ambiani, | 96.000 mannen |
Volkeren aan de Rijn | 40.000 mannen |
In 54 v. Chr. " 2 legioenen:
|
|
Nervii | 60.000 mannen |
In 52 v. Chr. in Alesia
|
|
Vercingetorix | 80.000 mannen |
Gallische hulpleger | 8.000 ruiters - 240.000 infanteristen |
Het is onnodig om nog meer cijfers te vermelden. Het grootste probleem vormt nu de geloofwaardigheid van deze cijfers: zou Caesar ze schromelijk overdreven hebben?
Als men rekening houdt met het feit dat de Galliërs alle mannen, hoe jong ook, die in staat waren om wapens te hanteren, in de strijd inzetten dan zouden deze gegevens bij benadering wel eens kunnen kloppen. Ook al blijven we in het onzekere over het cijfer van de kindersterfte in Gallië en over het belang van de slavernij daar, toch blijven deze proporties zeer aanvaardbaar. Volgens vele geleerden zou Caesar het aantal vijanden en de verliezen die hij hen had aangedaan, overdreven hebben. Door het geleden gevaar fel te overschatten, kwam Caesar dan als veldheer imposanter op de voorgrond te staan. Maar Caesars 'De Bello Gallico' bevatte gegevens die gemakkelijk nagetrokken konden worden vanuit Rome dus waarom zou hij er mee geknoeid hebben? In feite gaf zelfs het toenmalige Romeinse klimaat helemaal geen reden tot zulke trucages. De Romeinse 'high society' was onverschillig geworden: of men nu 5.000, 10.000 of 100.000 barbaren had gedood, maakte maar weinig uit voor hen wat meer meetelde was dat Caesar gevangenen had gemaakt waarmee men grof geld kon verdienen op de slavenmarkten.
Tijdens het grootste deel van de gevechten stonden er steeds troepen van ongelijke kracht tegenover elkaar. Het is onvoorstelbaar wat een sterk aangehecht leger zoals dat van Caesar kan verwezenlijken, zelfs al bestaat het uit minder manschappen en bevindt het zich op het territorium van andere volkeren. Niet zomaar gewone volkeren maar volkeren die capabel waren om vele mannen te lichten, weliswaar minder goed getraind en met minder ervaring dan de Romeinse legionairs. Daardoor trokken de Galliërs met een grote handicap ten strijde ook al beschikten ze over een grote numerieke superioriteit.
B) Uitzicht Galliërs
Meermaals gaf Caesar te kennen dat de grootste passie van de Galliërs het oorlog voeren was. Het ontstaan van een algemene opstand in Gallië schreef hij daaraan toe. Hij drukte ook herhaaldelijk en zonder de enigste twijfel zijn eerlijke bewondering uit voor de dapperheid en de onversaagdheid van zijn vijanden.
"Op elk moment, op iedere plaats, zal je hen bereid vinden om het gevaar te trotseren, zelfs al hebben ze niets anders aan hun zijde dan hun eigen kracht en moed."Deze lovende woorden komen van Strabo. Alle grote Romeinse schrijvers waren het er immers over eens: de dapperheid van de Galliërs in de strijd was legendarisch. Vaak zagen zij af van de beschermende lichaamsbewapening en trokken ze naakt ten strijde. Doodgewone Gallische soldaten, met meestal alleen maar een gouden halsring aan. Na de strijd reed een zegevierende Galliër weg met de hoofden van de verslagen vijanden die dan bungelden rond de hals van zijn paard. Later werden de hoofden aan de deuren genageld of met cederolie ingesmeerd om in het openbaar tentoongesteld te worden. Deze bewaringstechniek werd enkel toegepast bij de belangrijke en hoogaanstaande vijanden. Dit zegt Diodorus nog over hen:
"Hun aanblik was echt schrikwekkend … Ze zijn erg groot, hun spieren deinen onder hun helderwitte huid. Hun haar is blond, maar niet op een natuurlijke wijze: ze bleken het kunstmatig door het te wassen in kalk waarna ze het terug naar achteren kamen, weg van hun voorhoofd. Zo lijken ze op wouddemonen met hun dikke haar dat bijeenklit als de manen van een paard. Sommigen van hen zijn netjes gladgeschoren maar anderen - vooral mannen van de hogere adel - scheren wel hun kaken maar laten een snor staan die hun hele mond bedekt. Wanneer ze eten en drinken, werkt hun snor als een zift die stukjes voedsel opvangt … Hun manier van kleden is verbazend: zij dragen felgekleurde en geborduurde overhemden met daaronder broeken, bracae genaamd, en mantels aan de schouder vastgemaakt met een broche, zwaar in de winter, licht in de zomer. Deze mantels zijn gestreept of hebben een motief met ruitjes, met afzonderlijke ruiten die dicht bij elkaar en verschillend gekleurd zijn."De Galliërs lijnrecht tegenover de Romeinse soldaten.
MARTEL, H. ,M., De Kelten. Amsterdam, De Lantaarn, 1995,
C) Offensieve bewapening
Over hun bewapening echter liet Caesar weinig details los, terwijl hij daarvoor die van de Britten - die strijdwagens hanteerden - en de Germanen uitvoerig heeft beschreven. Men kan hieruit drie verschillende besluiten trekken: ofwel stelde de Gallische bewapening niets bijzonders voor zodat Caesar zich zelfs niet eens de moeite getroostte om er iets van te noteren; ofwel waren de Romeinse lezers al lang vertrouwd met de Gallische wapens; ofwel week deze bewapening te weinig af van de toenmalige Romeinse normen.
Wel citeerde Caesar, die zorgzaam het gebruik van al te technische woorden vermeed, drie schijnbaar vreemde werpwapens: de tragula, de matara en de verutum. Dit eerste wapen, de tragula, was reeds bekend - Plautus maakte er allusie op in zijn komedies - en was een soort van werpspies voorzien van een leren riem die moest dienen als propeller en een rotatie aan het houtwerk moest geven zodat de lancering van dit wapen heel precies kon uitgekiend worden en zodat de impact veel groter was. De matara of materis was een wapen dat het uitzicht had van ergens tussen de werpspies en de lans in. In het woordje verutum kan je duidelijk het Latijns woord 'veru' herkennen dat o.a. 'spie, pin' betekent. Een verutum was dan ook een soort werpspies die de vijand doorspietste. Deze soort werpspies had een meer uitgesproken metalen gedeelte en soms zelfs een speciaal geregelde punt. Behalve deze drie door Caesar opgesomde wapens, die geen bijzondere aanwijzing over het wapengebruik in deze periode aangeven, gebruikten de Gallische infanteristen blijkbaar dezelfde wapens als de Romeinen: werpspiezen en zwaarden en op de tweede plaats bogen en slingers.
D) Defensieve bewapening
De defensieve bewapening blijft echter nog een groter punt van discussie. Men weet nog steeds niet zeker of de Gallische infanterist naar het voorbeeld van de Romeinse legionair, steevast beschermd was door een helm én een maliënkolder. Vele auteurs, waaronder ook Diodorus, trokken dit in twijfel en beschreven gevechten waarbij de Galliërs ook wel eens naakt ten strijde trokken. Maar als de helm en de maliënkolder enkel aan de Gallische leiders waren voorbehouden dan hadden we dat waarschijnlijk wel vernomen van de een of andere Romeinse auteur, te voldaan om de nadruk te kunnen leggen op de verachting die de principes tegenover het voetvolk ondervonden. Dus moesten de Gallische infanteristen meestal toch wel een schild, een helm en een maliënkolder gedragen hebben. De exacte types zijn ons niet met meer zekerheid bekend dan de gelijkwaardige Romeinse stukken. Wel heeft Diodorus een tipje van de sluier gelicht wat de Gallische helmen betreft:
Wapenuitrusting
|
||
![]() |
![]() |
|
De Galliërs waren robuuste
mannen. Op bovenstaande schets zie je schilden, speren, zwaarden, bijlen
die door hen gebruikt werden.
|
Een Gallische krijger met schild,
speer en hond
|
|
![]() |
![]() |
|
Gallische krijgers met zwaard,
hem en schild
|
Schets van Gallische krijgers
die tegen de Romeinen vechten
|
|
![]() |
![]() |
|
Gallische speerpunt
|
Paarden werden ook gebruikt in
gevechten
|