Hoofdstuk 1: de slag bij Alesia: het relaas doorheen de eeuwen

1.1 Korte situatieschets

Binnen de lange geschiedenis van het roemrijke Romeinse leger deden er zich talrijke bezettingen voor. Wie heeft er immers nog nooit gehoord van de bezetting van het Etruskische Veï door de Romeinen in het begin van de 4de E v. Chr.? Of van het bezette Punische Carthago en het Griekse Corinthe in 146 v. Chr., de bezetting van het Joodse Jeruzalem in 70 n. Chr.? De lijst van bezette steden en gebieden door de Romeinen is natuurlijk nog veel langer gedurende al die oorlogszuchtige eeuwen maar geen enkele bezetting heeft ooit zo'n weerklank gekend die op zou kunnen tegen die van Alesia in 52 v. Chr. Die beroemde bezetting dankt zijn herinnering aan de literaire kunsten van de veelzijdige veldheer Caesar die het Romeinse leger doorheen de Gallische oorlogen naar de overwinning leidde en ook aan Caesars tegenstander, de Galliër Vercingetorix.

1.2 In de Oudheid: De Bello Gallico van Caesar

Alhoewel de letterlijke vertaling van Caesars 'Commentarii de bello Gallico' simpelweg 'De memoires van Caesar aangaande de Gallische Oorlog' is, werd zijn literaire verdienste toch beschouwd als een meesterwerk van de Latijnse literatuur vanaf de eerste publicaties ervan. 'De commentarii de bello Gallico' bevatten het verloop van de Gallische Oorlog die zich afspeelde tussen 58 v. Chr. en 53 v. Chr. Caesar maakte van zijn werk een zeer gekleurde weerspiegeling van voornamelijk de oorlogsfeiten die zich toen afspeelden. Deze verslagen wendde Caesar aan om begrip en sympathie in Rome te verwerven en hij probeerde zijn relaas van de oorlogsgebeurtenissen in Gallië zo te manipuleren - bv. door het gebruik van de vrije indirecte rede waardoor hij zomaar woorden in de mond van zijn tegenstanders legde - dat hij de lezers ontzag voor zichzelf deed inboezemen. Andere auteurs uit de oudheid hebben eveneens deze oorlog beschreven of er tenminste een allusie op gemaakt. Het betreft Latijnse schrijvers als Titus Livius, Velleius Paterculus, Tacitus, Florus, Orose of Griekse schrijvers zoals Diodorius, Strabonus, Plutarcus, Polyenos, Dionyssius, Cassius en waarschijnlijk ook nog anderen waarvan ons de werken niet bereikt hebben of waarvan de werken misschien zelfs vernield zijn. Al diegenen die opgesomd zijn, betuigen van een diepgaande bewondering voor de wijze waarop Caesar de bezetting van Alesia heeft geleid.

1.3 In de Middeleeuwen

In de Late Middeleeuwen was er geen enkel exemplaar van Caesars 'De Bello Gallico' meer te vinden in geheel Bourgondië. Het ging zelfs zover dat de clerici daar niet eens meer wisten dat het een werk was van Caesar. En toch werd de site waar de befaamde veldslag zich had voorgedaan nog steeds vermeld als 'Alesia' in de literaire werken, zelfs 'Oppidum Aliense' genoemd, en de streek die later de naam Auxois zou dragen, werd vermeld als 'Pagus Alisiensis' wat er op wees dat er wel degelijk wat van de roemrijke voorgeschiedenis was blijven hangen. Pas omstreeks 836 had één van de grotere geletterden van de Karolingische Renaissance, de abt Loup van Ferrières, de kans om meer over de 'De Bello Gallico' te weten te komen toen hij verbleef in de grote Germaanse abdij van Fulda. Hij vroeg daar een kopie en al vlug hadden de monniken van Auxerrois en Auxois door dat het Alesia dat Caesar beschreef erg goed overeenkwam met het kleine stadje Alise - Saint - Reine. De monnik Héri maakte deze identificatie bekend in zijn werk 'Vie de Saint Germain d' Auxerre' geschreven tussen 863 en 875. In dezelfde periode liet ook een onbekende auteur - hoogstwaarschijnlijk een monnik van Flavigny - daarover iets vallen in zijn werk 'Translation et miracles de Sainte Reine'. Een beetje later vindt men haar vermelding terug in diverse martyrologen en van toen af aan kon de identificatie van het Alesia van Caesar met het Alesia van Alise - Sainte - Reine niet meer vergeten worden. Men vindt haar verder nog terug in de 14de E in de kroniek van Florentin Giovanni Villani en in 1477 in de eerste gedrukte editie van de 'Commentaires' van Raymond Marlianus.

1.4 In de Nieuwe Tijd

In de 16de, 17de en 18de E worden de diverse getuigenissen aangaande de identificatie van Alesia ontelbaar: Ik vermeld enkel die van R. P. L'empereur in zijn "Dissertations historiques sur divers sujets d'Antiquité" (1706). Hij is namelijk ter plaatse een kijkje gaan nemen om de overeenstemming van Caesars beschrijving van het toenmalige Alesia te verifiëren met het landschap dat hij op dat ogenblik onder ogen had. Heel veel anderen hebben het ongetwijfeld reeds voor hem gedaan maar ook heel veel anderen hebben hem nagevolgd in de mysterieuze zoektocht naar een mijlpaal in de geschiedenis van de volkeren die hier meer dan tweeduizend jaar terug geleefd hebben. In de Nieuwe Tijd werd de studie van de 'Commentatio' een van de voornaamste bronnen van inspiratie voor de oorlogsaanvoerders en in het bijzonder voor de theoretici van de oorlogskunst. Eén van de eerste die de legertactieken uit de 'Commentatio' becommentarieerde was zonder twijfel de hertog Henri de Rohan wiens boek verscheen in 1641 met de sprekende titel: "Le parfait capitaine, autrement l' abrégé des geurres des Commentaires de César". Deze theoretici werden steeds talrijker in de 18de E: bv. de Folard ("Traité de l'attaque et la défense des places des Anciens", 1727); Ch. Guischard ("Mémoires sur plusieurs points d'antiquité militaire", 1773); R. de Looz ("Recherches d'antiquité militaire avec la défense du chevalier de Folard", 1770). Guischard heeft in zijn tweede werk een plan van de stad en de omgeving van Alesia, vandaag gesitueerd op de Mont Auxois, er bijgevoegd net zoals D' Anville in zijn 'Eclaircissements géographiques sur l'ancienne Gaule'. Ten tijde van Napoleon I De laatste van deze militaire theoretici van de 18de E was de verlichte despoot Napoleon I zelf. Te vaak beroept men zich op zijn getuigenis in de bewering dat naar zijn mening Alesia zich niet op de Mont Auxois bevond! In zijn 'Précis des Guerres de César' die de keizer dicteerde op Sint - Helena en die gepubliceerd werd door Marchand in 1836 staat er allereerst de duidelijke bevestiging: "Vercingetorix trok zich terug in Alesia, een versterkte plaats gesitueerd in Bourgondië, in de Auxois, dichtbij Montbard" (p.104). Vervolgens worden er Napoleons observaties vermeld waarmee Napoleon niet de identificatie van de site zelf in twijfel stelt maar wel de door Caesar gegeven informatie dat Vercingetorix zich daar had opgesloten met 80.000 infanteristen: als de Gallische leider een dergelijk aantal troepen tot zijn beschikking had, had hij er dan niet beter aan gedaan om een belangrijk legerkorps uit te zenden dat de Romeinen had kunnen bestoken in hun achterhoede? Of zou Caesar dit aantal toch niet overdreven hebben? Deze bedenkingen illusteren duidelijk dat Napoleon wist waarover hij sprak: hij kende de door Caesar beschreven sites! Hij had ze zonder twijfel bezocht in het begin van zijn carrière toen hij in garnizoen was in Auxonne. Veel andere officiers na hem hebben zijn werk voortgezet en interesseerden zich mateloos in de bezetting van Alesia. Maar veeleer vanuit het oogpunt van de moderne historici die de gebeurtenissen willen analyseren en zich willen toeleggen op het begrijpen van wat er precies gebeurd is dan de te trachten theoretische lessen uiteen te zetten om ze uit te testen op de hedendaagse grootschalige 'oorlogsvelden'.